Rijden met duopassagier

 

Rijden met een duopassagier kan een van de leukste ervaringen van het motorrijden zijn. Een goede duopassagier te zijn is echter niet eenvoudig. Maar ook het rijden met een duopassagier is een vak apart en kan het beste overgelaten worden aan ervaren rijders, omdat het rijden met een passagier diverse aspecten van het motorrijden beïnvloedt. Een passagier op je motor vervoeren is toch wel heel anders dan het rijden met een zware koffer of andere ballast. Het is verstandig eerst in een rustige omgeving wat ervaring op te doen voordat je je met een duopassagier in het drukke verkeer begeeft. Het beste zou zijn, uiteraard met duopassagier (gratis), een rijvaardigheidstraining te volgen.

Het ideale zadel voor het vervoer van een passagier is diep en comfortabel, groot genoeg om steun te geven en om de zitpositie aan te kunnen passen zodat de duopassagier niet te veel op de bestuurder zit. Een te klein zadel is oncomfortabel. Het zadel moet niet naar achteren hellen en naar de voorkant alleen slechts heel lichtjes, zodat de duopassagier niet naar de bestuurder toe glijdt. Veel cruisers en toermotoren hebben een verhoogd duozitje, waardoor je als duopassagier makkelijk over de bestuurder heen kijkt. Bijna elke motor kan uitgerust worden met een comfortabel zitgedeelte voor duopassagiers en een ruggensteun.

De zitpositie van de duopassagier is een van de belangrijkste punten voor stabiliteit van de motor. Brengt de duopassagier het borstbeen zoveel mogelijk tegen de wervelkolom van de rijder (uiteraard speelt lichaamsgrootte ook een rol) dan zal deze bovendien automatisch met de bestuurder meebewegen en in bochten meeleunen.

Motorrijd(st)ers die zelf rijden geven vaak toe niet zulke goede duopassagiers meer te zijn. Omdat elke motorrijder zijn eigen bocht rijdt, zitten in het hoofd van de rijder en duopassagier twee verschillende lijnen met de daarbij behorende verschillende bewegingen. De duopassagier probeert haar/zijn gebruikelijke lijn te realiseren en werkt daardoor tegen. Een trucje hiervoor is de ogen voor de bocht te sluiten (uiteraard de duopassagier, niet de rijder!). Borstbeen tegen de wervelkolom van de rijder drukken en de bocht voelen, dan klopt het weer.

Tips voor bestuurders

  • Zorg er uiteraard eerst voor dat je motor goed uitgerust is voor het vervoer van passagiers. Het zadel moet groot genoeg zijn zodat je elkaar niet in de weg zit. Pas de vering van je motor aan het extra gewicht aan. Lees hiervoor de handleiding van je motor. Verhoog de luchtdruk in je banden.
  • Maak van tevoren duidelijke afspraken met je passagier. Vertel haar/hem wat heet is, waar en hoe vast te houden, waar de voeten horen, hoe op- en af te stijgen. Een duopassagier moet makkelijk bij de voetsteunen kunnen. De voeten dienen te allen tijde op de voetsteunen te blijven staan. Laat de passagier ten minste één hand om je middel vasthouden, zeker als er geen ruggensteun aanwezig is. Nooit aan de armen of schouders vast laten houden. Met de bocht mee laten leunen en niet in tegenovergestelde richting.
    Communicatietechniek is handig, bijvoorbeeld duim omhoog (het gaat goed, ga maar door) of duim omlaag (niet leuk, kramp, plas- en/of rookpauze...). Je handen zijn het enige goed zichtbare deel voor de bestuurder. Of door middel van tikjes op de schouder of tegen de dij, bijvoorbeeld één tikje betekent rustiger aan, twee tikjes stoppen.
  • Communiceer ook achteraf goed met je passagier. Leunt zij/hij goed mee in de bochten, beweegt zij/hij te veel. Maak hierover goede afspraken en wees niet bang bepaalde zaken te melden. Zo voorkom je ongeuite irritaties waardoor je geneigd bent geen duopassagier meer mee te nemen.
  • Laat je duopassagier ook absoluut geen alcohol drinken. Het reactievermogen wordt door alcohol dusdanig beïnvloed dat dit zelfs gevaarlijk kan zijn voor je eigen rijprestaties.
  • Is je duopassagier aan de zware kant, laat haar/hem dan de handen tegen de tank drukken bij plotseling afremmen, zodat zij/hij je niet over je motor drukt.
  • Laat niemand op je motor die je aanwijzingen niet opvolgt!
  • Neem geen kleine kinderen mee op de motor. Neem nooit kinderen mee op de motor zonder de toestemming van ouder/voogd. Neem je kinderen mee, dan is een ruggensteun een must. Eigenlijk is een ruggensteun een must voor elke duopassagier. Vasthouden is voor veel kinderen erg moeilijk, vooral bij stoppen en accelereren. Dit komt vooral door de gladde motorkleding. Zijn ze te klein om de armen om je heen te kunnen slaan of de voeten op de voetsteunen te zetten, dan zijn ze gewoon te klein om mee te nemen. 
  • Zorg dat je duopassagier de juiste beschermende kleding draagt: een goed passende en sluitende helm, een paar goede handschoenen die goed om de polsen zitten en de juiste veiligheidskleding (jas, broek).
  • Neem meer de tijd en ruimte om in te halen.
  • Wees voorzichtig en rijd soepel, vooral in bochten. Het kan zijn dat je minder stabiel bent, maar bovenal zorgt dit ervoor dat je duopassagier beter kan blijven zitten.
  • Neem meer tijd om te remmen. Het extra gewicht van je passagier zal de stopkracht van je achterrem verhogen. Bij een noodstop je armen stijf aan je stuur vasthouden, zodat je beide gewichten kunt opvangen. Je hoofd naar beneden zodat je helmen elkaar niet raken.
  • Houd er rekening mee dat je vanuit een stop soepeler moet schakelen en dat je meer gas nodig hebt om te accelereren en het nemen van een bocht en afremmen meer tijd kosten.
  • Rijd niet te hard en houd rekening met de wind.
  • Start je motor voor de passagier op de motor stapt. Zorg dat je motor hierbij stabiel staat met de standaard omhoog.
  • Het is handig om een intercomsysteem aan te schaffen.
  • Waarschuw op tijd voor oneffenheden in de weg, plotseling draaien of calamiteiten in het verkeer. Vermijd deze als het kan zoveel mogelijk.
  • Niet te plotseling accelereren en daarbij jezelf naar achteren laten schuiven.
  • Overleg voor een lange tocht wat er wel en niet meegenomen kan worden. Door je duopassagier een eigen zadeltas te geven krijgt deze een beter idee van wat wel en niet meegenomen kan worden.
  • Stop wat vaker om te vragen naar het welzijn van je passagier.

Tips voor duopassagiers

  • Geef van tevoren goed aan wanneer je op- of afstapt. Altijd vanaf de linkerkant met je rechterbeen over de motor opstappen en aan dezelfde kant weer afstappen. Alleen op- en afstijgen als de rijder zijn voeten stevig op de grond heeft staan, beide handen aan het stuur en gezegd heeft dat het veilig is. Zwaai je rechterbeen over de motor en glij dan zachtjes op het zadel. Ben je klein van stuk, zet je linkervoet dan op de voetsteun, leun met je lichaam helemaal over de motor, zet je af totdat je je rechterbeen over de motor kunt krijgen. Houd je lichaam daarbij laag en leun zover mogelijk over de motor om de motor niet uit balans te brengen.
  • Zet je voeten op de voetsteunen en laat ze daar, ook al staat de motor stil, bijvoorbeeld bij een verkeerslicht.
  • Zet je handen op de heupen van de rijder of sla je armen om zijn middel. Zo voel je de bewegingen van de rijder het best. Zorg dat je zoveel mogelijk gecentreerd op de motor zit. Niet meer heen en weer bewegen dan noodzakelijk, vooral niet als de motor stilstaat, omdat dit invloed heeft op de balans van de motor.
  • Kijk over de schouder van de bestuurder in de richting van de bocht. Dus bij een linkerbocht over de linkerschouder, bij een rechterbocht over de rechter. Zo gaat je gewicht op de goede manier mee.
  • Maak absoluut geen gebruik van eventuele handgrepen achter op de motor. Hierdoor is de kans groot dat je een keer achterover slaat! Als de bestuurder in de remmen gaat, krijg je een voorwaartse gewichtsverplaatsing. Als de bestuurder erg hard moet remmen, in een noodgeval, wordt de gewichtsverplaatsing erg sterk, word je tegen de bestuurder gedrukt (helmen botsen) en glijd je naar voren op het zadel. Raak niet in paniek. Probeer naar achteren te blijven door je voeten tegen de voetsteunen te drukken of je tegen de tank af te zetten; gebruik je dijspieren om je positie op het zadel te behouden. Als je naar voren glijdt druk je de bestuurder naar voren, waardoor deze minder controle over de motor heeft. Ook de gewichtsverdeling van de motor verplaatst naar voren, het gewicht op het achterwiel neemt af en deze krijgt minder tractie waardoor deze eerder slipt. Dit is niet wenselijk.
  • Bij afremmen of een stop de onderkant van je lichaam tegen de rijder drukken en je bovenlichaam iets naar achteren zodat jullie helmen elkaar niet raken.
  • Zorg dat je bovenlichaam in balans blijft door rekening te houden met de bewegingen van de motor. Bij accelereren iets naar voren en bij remmen heel iets naar achteren.
  • Ga in een bocht dichter tegen de rijders rug zitten en ontspannen genoeg om je met hem mee te kunnen bewegen. Geen plotselinge bewegingen maken naar één kant.
  • Draag stevig schoeisel met hak. Door de hak tegen de steuntjes te zetten, kun je een stuk kramp in je benen voorkomen. Laarzen maar vooral kistjes zijn aan te bevelen, anders zoiets als bergschoenen; het gaat hierbij om de steun aan de enkel. Pas op dat je laarzen niet tegen de uitlaatpijp komen. Slecht voor je laarzen en voor het chroom.
  • Niet bewegen en wiebelen bij lage snelheden, vooral niet bij verkeerslichten.
  • Wil je praten met de rijder, tik hem op de schouder aan de kant waar je wat wilt zeggen.
  • Is een manoeuvre beangstigend, ogen dicht en goed vasthouden. Dijbenen goed tegen de motor drukken om stevig te kunnen blijven zitten.
  • Kijk uit: alles wat je in de lucht houdt of uit je zak haalt zal meteen door de wind weggezogen worden. Zorg dat alles goed verpakt achter je rits zit zodat je niks verliest.
  • Zorg ervoor dat je altijd ontspannen blijft. Zorg dat je afgestemd blijft op zowel rijder als motor.

Pas als je met een duopassagier gereden hebt besef je wat voor invloed dit op het rijden met je motor kan hebben. Door bovenstaande tips op te volgen wordt het rijden met de motor voor zowel bestuurder als passagier een aangename ervaring. Zeker hier geldt: gedeelde vreugd is dubbele vreugd!