Weersomstandigheden

 

Regen
Regen maakt de wegen glad en beïnvloedt het zicht van andere weggebruikers, maar natuurlijk ook van jezelf - als je geen bril draagt of je vizier niet sluit, zal de regen zo hard tegen je ogen aanslaan dat je zo goed als niets kunt zien. Als je wel een bril draagt, dan kun je ook daar weer last van hebben, omdat of je bril constant beslaat, of de regendruppels constant je zicht belemmeren. Hierdoor moet je voortdurend met één hand je bril afvegen, waardoor je lange tijd met één hand aan je stuur rijdt. De weg is bovendien glad en door met één hand te sturen en de andere te gebruiken om je bril af te vegen, balanceer je op het randje en geef je letterlijk een groot gedeelte van je controle uit handen.
In de regen heb je niet alleen te maken met veiligheidsaspecten door andere weggebruikers, maar vooral met het weggedrag van je motor. Je aandacht wordt voortdurend veel meer in beslag genomen dan met droog weer.
Een ander aspect waar je rekening mee moet houden bij het rijden in de regen, is dat met water doordrenkte wegen de neiging hebben om veel motorrijders te bedriegen, en dan vooral beginners. De weg lijkt aardig berijdbaar te zijn, de grip lijkt goed, maar voor de gemiddelde persoon op de gemiddelde motor is het maar een kwestie van een seconde voordat het vocht tussen zijn wiel en het wegdek zit. Nou hebben motoren over het algemeen stukken minder last van aquaplaning. Door de vorm van de banden snijdt de band makkelijker door het water en zal niet gauw gaan 'drijven'. Maar als je banden breed genoeg zijn, je snelheid toeneemt en de diepte van de plassen groter wordt, is aquaplaning bij motoren wel degelijk mogelijk. De standaard oplossing voor problemen met motoren toepassen: snelheid aanpassen.
Onthoud goed: elke weg is bij regen glad en een stuk gevaarlijker dan wanneer je deze zou rijden bij droog weer. Vooral plakstrepen en bitumenstroken zijn extra glad in de regen.

Onweer
Vermijd bij onweer het rijden in uitgestrekte gebieden (daar ben jij het hoogste punt!) en de nabijheid van hoge objecten zoals enkele bomen, boomgroepen, heuvels, uitkijktorens, masten, metalen hekwerken, rasters, maar ook water. In de zomer meteen uit het water, ook als het onweer nog ver weg lijkt!
Indien mogelijk onder de brug of een soortgelijk object schuilen en minstens tien meter uit de buurt van je motor blijven. Heb je geen plek om te schuilen, ga dan vijf meter uit elkaar staan. Wordt dan iemand getroffen door de bliksem, dan zal deze niet door de rest van de groep geleid worden.

Wat te doen als iemand door de bliksem getroffen is:

  • als het slachtoffer geen hartslag heeft: reanimeren met hartmassage en beademing en een ambulance bellen
  • als het slachtoffer een hartslag heeft maar niet ademt: ademweg vrijmaken en vrijhouden, beademen en een ambulance bellen
  • als het slachtoffer bewusteloos is, maar wel ademhaalt en een hartslag heeft: stabiele zijligging en ambulance bellen  

 

Sneeuw en ijs
Bijna alles wat gezegd kan worden over het rijden in de regen kan ook gezegd worden over het rijden over sneeuw en ijs, ware het niet dat als het gaat over je aandacht voor het rijden en je balans dit met vele malen vermenigvuldigd dient te worden.
Een algemeen verbreid misverstand over rijden op sneeuw en ijs, en dan vooral bij beginnende rijders, is dat als ze vaart minderen, ze niet onderuit zullen gaan. Feit is echter, dat juist het afremmen voor problemen zorgt. Door vaart te minderen heb je het risico vergroot ten opzichte van vierwielige voertuigen en voertuigen met nog meer wielen, die niet hoeven af te remmen. Bovendien, afremmen of vaart meerderen verandert niets aan het feit hoe snel en onverwacht een wiel kan slippen op een met sneeuw en ijs bedekte weg.

Wind
En dan hebben we het nog niet eens over de wind gehad. Boven op de normale risico's komt nog eens het risico van de wind. De extra krachten die de wind oplevert, kunnen je over je rijstrook laten bewegen. Maar de extra gevaarlijke situaties waar de wind een rol speelt zijn wanneer je in en uit windbloksituaties rijdt. Denk aan het rijden naast een voertuig dat beduidend groter is dan dat van jou. En dat zijn bijna alle voertuigen. Zij trekken de wind bij je vandaan. Daarom zul je, als je niet voorzichtig genoeg bent, tegen een voertuig aan getrokken worden. Als je namelijk rijdt met de wind tegen je aan, moet je er licht tegen in leunen om de (wind)kracht te compenseren, maar zodra deze wind verdwenen is, zul je nog steeds voor een korte periode er tegen in geleund zijn. Het tegenovergestelde is ook het geval: als je vanuit een windstille ruimte rijdt en je niet voorbereid bent op de komende en onvermijdelijke plotselinge windstoot, kun je heel makkelijk op de andere rijstrook of van de weg geblazen worden. Dit alles is het geval zowel bij natuurlijke als kunstmatig opgewekte wind. Als je op het platteland rijdt, kan de windrichting veranderen door bijvoorbeeld een bos of een woonwijk een kilometer verderop.

Als het gaat om wind is het belangrijkste veiligheidsaspect rekening houden met wanneer het patroon van de wind zou kunnen veranderen en je rijgedrag daarop aan te passen.


Algemene tips

  • Vermijd gladde plekken indien mogelijk. Rijd altijd op het meest droge gedeelte dat je voor je ziet.


  • Pas je snelheid aan - vooral in bochten - omdat het moeilijker stoppen is op gladde weggedeeltes. Let op: snelheidslimieten bij bochten zijn gebaseerd op goede wegcondities.

     

  • Gebruik beide remmen en onthoud dat de voorrem effectiever is dan de achterrem, zelfs op een glad oppervlak. Rem geleidelijk om een geblokkeerd voorwiel te voorkomen.

     

  • Vermijd het gebruik van de voorrem op extreem gladde weggedeeltes zoals ijs. Knijp je koppeling in en kijk voor een vluchtroute en werk geleidelijk naar een stop toe (deze manoeuvre alleen uitvoeren bij lage snelheid). Moet je op een weg rijden met ijs of sneeuw, zet dan je motor rechtop en rijd zo langzaam mogelijk. Vermijd plotselinge bewegingen en verander niet plotseling van snelheid of richting, waardoor je gaat slippen.

     

  • Draai, rem, accelereer en schakel zo weinig en geleidelijk mogelijk. Wijzig helemaal niets op erg gladde oppervlakken zoals een stuk ijs, pas wanneer je erover bent.

     

  • Olie van auto's en vrachtwagens vind je het meest in het midden van de rijstrook, vooral dicht bij kruisingen. Rijd in het spoor van de wielen van de auto's voor je. Kijk ook uit voor olie bij het stoppen en parkeren. Je kunt slippen en vallen door je voet op de verkeerde plek aan de grond te zetten.

     

  • Bepaalde plekken van een natte weg drogen sneller dan andere, en ook sneeuw smelt sneller op sommige plekken dan op andere. Blijf zoveel mogelijk op het veiligste (droogste) gedeelte van de weg.

     

  • Maak je een krappe bocht bij een kruising of rijd je met hoge snelheid de snelweg op of af, zorg dan dat je niet te veel aan de kant van de weg rijdt. Vuil en grind verzamelen zich hoofdzakelijk aan de rand van de weg.

     

  • Het is bijna onmogelijk om je evenwicht te bewaren op ijs, samengepakte sneeuw of natte houten oppervlakken. Volg het devies van de meest ervaren motorrijders: blijf thuis als de wegen bedekt zijn met sneeuw of ijs.

Het gebeurt uiterst zelden, maar het gebeurt: motorrijders die door de bliksem getroffen worden. Motorrijders worden bij onweer en bliksem helaas niet beschermd door de zogenaamde kooi van Faraday.
Onweer brengt niet alleen het gevaar mee van een blikseminslag. Naast hevige regenbuien kunnen ook hagel- en stortregens optreden bij onweer en zelfs windhozen. Ben je met je motor onderweg, zoek dan beschutting op een laag gelegen plek. Als het even kan wegrijden van de bui. Rijd nooit richting een donderstorm! Als de bliksem binnen acht kilometer van je verwijderd is, zoek dan een veilige locatie/beschutting en rijd pas weer verder dertig minuten na de laatste donderslag.
Niet op de grond gaan liggen, maar gehurkt gaan zitten. De voeten niet tegen elkaar en je armen om je knieën slaan. Als de bliksem in de grond slaat ontstaat er een zeer hoge potentiaal op het inslagpunt, die naar buiten toe met de afstand afneemt (zo'n dertig meter rond het inslagpunt). Staat een mens of dier op geleidende wijze (niet met rubberen zolen) op de grond, dan kan er ten gevolge van deze potentiaal door de benen heen een stroom gaan lopen, het ene been in, het andere uit. Dit effect is gevaarlijker als de afstand tussen de contactplaatsen van benen of poten groot is, gezien ten opzichte van het inslagpunt (koeien). Hoe verder je met je benen uit elkaar staat, hoe hoger dus de zogenaamde stapspanning die de gevaarlijke stroom door je lichaam voert. Daarom: voeten zo dicht mogelijk bij elkaar en zo weinig mogelijk lichaamsdelen op de grond.

Vermijd bij onweer het rijden in uitgestrekte gebieden (daar ben jij het hoogste punt!) en de nabijheid van hoge objecten zoals enkele bomen, boomgroepen, heuvels, uitkijktorens, masten, metalen hekwerken, rasters, maar ook water. In de zomer meteen uit het water, ook als het onweer nog ver weg lijkt!
Indien mogelijk onder de brug of een soortgelijk object schuilen en minstens tien meter uit de buurt van je motor blijven. Heb je geen plek om te schuilen, ga dan vijf meter uit elkaar staan. Wordt dan iemand getroffen door de bliksem, dan zal deze niet door de rest van de groep geleid worden.

Wat te doen als iemand door de bliksem getroffen is:

  • als het slachtoffer geen hartslag heeft: reanimeren met hartmassage en beademing en een ambulance bellen
  • als het slachtoffer een hartslag heeft maar niet ademt: ademweg vrijmaken en vrijhouden, beademen en een ambulance bellen
  • als het slachtoffer bewusteloos is, maar wel ademhaalt en een hartslag heeft: stabiele zijligging en ambulance bellen

Maak jouw eigen website met JouwWeb