Risico's op de snelweg

 

Veel mensen beweren dat het rijden op de snelweg veiliger is dan dat op tachtigkilometerwegen. Door het ontbreken van kruispunten en een grotere zichtbaarheid ligt de toegestane snelheid hier hoger. De snelheden zijn weliswaar hoger, maar het verkeer rijdt ongeveer met dezelfde snelheid in dezelfde richting. Toch zijn aan het rijden op de snelweg aardig wat risico's verbonden. En dan denken we nog niet eens aan de gespilde brandstof bij opritten en na tankstations en gevaarlijke vangrails...

In- en uitvoegstroken
Het grootste risico vormen toch wel de in- en uitvoegstroken. De meest gevaarlijke verkeerssituaties op de snelweg doen zich waarschijnlijk hier voor.

Diagram 4.1: in deze diagram nadert een motorrijder een invoegstrook terwijl een auto de snelweg oprijdt. Als motorrijder zou je naar de midden- of linkerrijstrook moeten rijden om de auto de gelegenheid te geven in te voegen op de snelweg. Bij het verwisselen van rijstrook bestaan er echter wel degelijk gevaren. Terwijl de auto de snelweg op rijdt, merkt de bestuurd(st)er dat een vrachtwagen zich op de rechterrijstrook bevindt (A). De meeste automobilisten houden er niet van achter een vrachtwagen te rijden, omdat deze meestal langzamer rijdt dan het overige verkeer. Dat betekent dus dat de bestuurd(st)er zo snel mogelijk van rijstrook zal willen wisselen, zo dat hij/zij weer lekker op kan schieten. De kans is dus groot dat de bestuurd(st)er van de auto op rijstrook B of C terecht zal komen (de ervaring leert dat dit meestal overdwars richting C gebeurt). Als motorrijder moet je er dus op verdacht zijn en een plan klaar hebben voor het geval zich dit voordoet.
Diagram 4.1a: als je een snelweg op rijdt, is er een aantal dingen dat je in de gaten moet houden in verband met je veiligheid. Ten eerste je je snelheid aanpassen aan dat van het verkeer op de snelweg. Op de invoegstrook versnel je tot de snelheid van je voertuig ongeveer gelijk is aan de verkeersstroom op de rechtse rijstrook van de doorlopende rijbaan. Op de invoegstrook mag je verkeer op de doorgaande weg inhalen. Doe dit dan ook zoveel mogelijk. Ook al is de maximumsnelheid op de autosnelweg 100 km/h, op de toeleidende weg naar de autosnelweg mag je 120 km/h rijden. Kijk op de toeleidende weg al naar de doorgaande rijbaan om informatie te verzamelen over de mogelijkheid in te voegen en de verkeerssituatie.
Snel accelereren en pas de snelweg oprijden als je snelheid hoog genoeg is. Als het niet lukt in te voegen, moet je aan het eind van de invoegstrook wachten. Je mag niet over de vluchtstrook verder rijden. Bij een korte invoegstrook moet je, als je er nog niet tussen kan, aan het begin van de invoegstrook wachten en als je in je spiegels een gaatje ziet heel hard optrekken om op de autosnelweg te komen. Accelereren tot de snelheid van het verkeer, meerdere malen goed spiegels kijken en naast je voor de dode hoek en als het veilig is je knipperlicht naar links en rustig invoegen. Nooit vlak achter een vrachtauto of ander groot voertuig rijden op de invoegstrook. Dit belemmert je zicht en je kunt je snelheid niet verhogen. Bewaar voldoende afstand en wacht rustig tot je voorganger snelheid meerdert of ingevoegd is.
Diagram 4.1b: het wisselen van rijstrook in de buurt van een blokmarkering is levensgevaarlijk. Wil je na bijvoorbeeld een inhaalmanoeuvre terug naar je rijstrook terwijl daar net een blokmarkering ligt, dan bestaat de kans dat invoegend verkeer vanaf de invoegstrook jou van de sokken rijdt.
Diagram 4.2: deze diagram geeft een bekende situatie op de snelweg weer: op het laatste nippertje de afslag nemen. De bestuurd(st)er van de auto A realiseert zich dat hij/zij bijna haar afslag mist. In plaats van de volgende afslag te pakken, zal hij/zij in paniek het stuur omgooien om de afslag alsnog te kunnen pakken.
Nog een bekende situatie is de bestuurd(st)er van auto B die zich realiseert dat hij/zij zich op een rijstrook bevindt die van de snelweg afvoert. Deze zal voordat het te laat is weer de snelweg op proberen te rijden.

Brutaal afremmen en verandering van rijstrook vormen de grootste gevaren voor motorrijders op de snelweg. Dit geldt niet alleen voor op- en afritten, maar bijvoorbeeld ook in de omgeving van flitspalen en knooppunten. Het is erg belangrijk dat je als motorrijder je heel bewust bent van wat er zich om je heen afspeelt, zodat je niet klem komt te zitten tussen een bestuurder en een uitvoegstrook. Bij meer dan twee rijstroken ook altijd de tweede rijstrook naast je in de gaten houden! Een alerte rijder kan van tevoren voorspellen dat de meeste rijders van plan zijn en maatregelen treffen om zichzelf uit de gevarenzone te begeven.

Kijktechniek
Op de autosnelweg wordt vooral veel van je kijktechniek gevergd. De meeste motorrijders zijn zich daar heel goed van bewust. Toch worden op dit punt onbewust nog wel fouten gemaakt.
Bijvoorbeeld bij het wisselen van rijstrook en het invoegen op de snelweg. Het is belangrijk dat je goed je spiegels gebruikt en je dode hoek checkt. Veel motorrijders kijken echter te ver over hun schouder. Hierdoor rukken ze als het ware aan het stuur, raken lichtelijk uit balans en hebben te lang onvoldoende aandacht voor het weggedeelte voor zich, waar de meeste risico's zich bevinden. Zorg er ook voor dat je bij het controleren van je dode hoek niet te veel naar beneden kijkt, maar recht opzij.
Ook zie je veel motorrijders die tijdens het passeren van de onderbroken streep nog bezig te zijn het met controleren van de dode hoek. Levensgevaarlijk! Pas na het checken van je spiegels en dode hoek passeer je de onderbroken streep. Na het controleren van je spiegels en je dode hoek zet je je richtingaanwijzer aan en verplaats je je rustig naar links. Nooit abrupt je motor naar links gooien! Tot die tijd blijf je in je normale positie rijden, gewoonlijk net iets rechts van het midden van je rijstrook. Na het afslaan houd je uiteraard je spiegels constant in de gaten voor het achteropkomend verkeer.
TIP: Met kleine dodehoekspiegeltjes kun je de dode hoek tot nul reduceren en weet je altijd wie zich in je buurt bevindt zonder dat je constant je hoofd moet draaien. Deze dodehoekspiegeltjes plak je aan de onderkant van je spiegel aan de kant van de motor.

Omgevingsbewustzijn
Op een autosnelweg gebeurt in korte tijd heel veel. Auto's halen in, veranderen van baan, remmen af, voegen in en uit. We moeten vooral als motorrijder ons heel bewust zijn van onze omgeving. Dit noemen we omgevingsbewustzijn. Doordat we niet alles in één oogopslag kunnen waarnemen, moeten we ons een mentaal beeld vormen van wat zich om ons heen afspeelt. Door in onze spiegel te kijken en om ons heen te kijken, zullen we gedeeltelijke waarnemingen kunnen samenvoegen om ons een beeld te vormen van wat zich daadwerkelijk om ons afspeelt. Ook kunnen we daardoor inschatten wat een auto achter ons bijvoorbeeld van plan is. Als je denkt dat hij in wil halen, zul je niet van rijstrook wisselen.
Dit beeld wordt echter al snel incompleet. Door niet constant nieuwe informatie te vergaren, zullen we een onjuist mentaal beeld krijgen en brengen we onszelf in de gevarenzone. Dit geldt vooral op de autosnelweg, aangezien door de hogere snelheden situaties hier sneller wijzigen. Daarom zullen we constant alert moeten zijn, dit beeld moeten bijstellen door spiegels te kijken, over onze schouder te kijken, naast ons en ver vooruit te kijken. Scan voortdurend de omgeving af terwijl je rijdt, van spiegels tot dode hoeken en verkeerstekens. Te lang in een en dezelfde richting blijven kijken, bijvoorbeeld achter of voor je, is vooral hier vragen om moeilijkheden...

Rijstrookpositie
Een goede rijstrookpositie betekent een positie waarin je goed kunt zien, goed gezien wordt en eventuele gevaren vermijdt.

Zien:
blijf zoveel mogelijk aan de rechterkant van het midden van je rijstrook rijden, tenzij je inhaalt. Door in deze positie te rijden kun je beter vooruit kijken en zie je verkeerssituaties aankomen die je in problemen kunnen brengen.
Door het rijden achter grote voertuigen zoals vrachtwagens en busjes komt je zicht in gevaar. Zorg er daarom voor dat je zoveel mogelijk uit de buurt van dit soort voertuigen blijft rijden, en als het niet anders kan zover mogelijk erachter.
Bewaar voldoende afstand tot het voertuig voor je. Deze afstand is op de autosnelweg drie tot vijf seconden. Twee seconden is met deze snelheid echt te weinig! Voegen er auto's tussen? Geen probleem, gewoon weer opnieuw de (drie)secondenregel hanteren. Dit geldt ook voor een snel rijdende file. Vooral op de autosnelweg is het van belang voldoende afstand te houden. Door rekening te houden met het zicht voor je, en maatregelen te nemen die je zicht vergroten, zul je op tijd en adequaat kunnen reageren op onverwachte gebeurtenissen. Deze onverwachte gebeurtenissen kunnen zijn het plotseling op de rem gaan staan van iemand, van rijstrook wisselen, etc.


Zo moet het dus niet...


Offer je je volgafstand op ten gunste van je zicht, bijvoorbeeld in langzaam rijdend verkeer, dan zul je er rekening mee moeten houden dat je in dat geval sneller zult moeten reageren op onverwachte situaties. Zijn je noodstop- en uitwijktechnieken echt boven de maat?... Ga er altijd vanuit dat een auto sneller kan remmen dan jij. Dit betekent dat als de file voor je remt, deze met versnelde vaart op je afkomt. Bij een botsing zal degene achter aan de botsing de grootste vertraging ondervinden. Dit betekent hoe verder je achter aan een (ketting)botsing zit, hoe groter de impact en hoe sneller je op je voorganger botst. En dan hebben we het nog niet eens over je achterligger... Als je dan beseft dat je geen kei bent in het maken van een noodstop en heel kwetsbaar bent, dan zul je je geen twee keer bedenken om toch voldoende afstand te bewaren. Zorg ervoor dat je altijd - voor, opzij en achter - voldoende ruimte hebt om te manoeuvreren.
Zorg ervoor dat je nooit achter aan de file staat of rijdt. Het maak niet uit hoe, maar zorg dat je daar weg komt. Een paar maand geleden nog is een auto geplet tussen twee vrachtauto's, omdat de achterste vrachtwagenchauffeur niet oplette...

Gezien worden:
verander je links of rechts van rijstrook, doe dit dan altijd één rijstrook tegelijk, verplaats je nooit twee of meer rijstroken tegelijk. Rijd jezelf in de kijker. Kijk daarbij uit voor voertuigen die zich tegelijk met jou op dezelfde rijstrook begeven!
Kijk en stuur nooit tegelijk. Eerst kijken (spiegels, dode hoek), dan richting aangeven (minimaal twee keer), dan sturen. Richting aangeven tijdens het wisselen van rijstrook doe je op tijd, voor je de zijdelingse verplaatsing maakt.
Zorg er altijd voor dat de bestuurder achter je je niet te dicht op de hielen zit. Doet hij dit wel, dan kun je rustig en ongemerkt iets meer naar de stuurkant van de bestuurder rijden. Dit zorgt ervoor dat zijn zicht belemmerd wordt en hij het gevoel krijgt dat jij dichter op hem zit, waardoor hij geneigd zal zijn iets meer afstand te bewaren. Ook kun je je snelheid heel iets minderen zonder dat hij het doorheeft. Vervolgens rijd je weer terug naar je oude positie.
Varieer met je snelheid. Door met de stroom van het verkeer mee te rijden word je onzichtbaar voor andere weggebruikers, juist in erg druk verkeer.
Veiligheidsmarge en timing zijn cruciaal bij snelheden boven de 80 km/h.
Arm- en handgebaren kunnen ook nuttig zijn. Dit trekt vaak meer de aandacht dan je knipperlicht of je claxon.

Gevaren
op de autosnelweg heb je niet te maken met tegemoetkomend verkeer en verkeer dat zich vanuit zijwegen tussen het doorgaande verkeer voegt. Aan de rechterkant van de autosnelweg heb je wel te maken met in- en uitvoegstroken waar verkeer in- en uitvoegt. Blijf daarom zoveel mogelijk uit de buurt van deze gevarenzones als je rechtdoor gaat. Ga nooit tussen een voertuig en een uitvoegstrook rijden!
Je beste positie op de autosnelweg is aan de rechterkant van het midden van je rijstrook.
Probeer vijf tot tien kilometer sneller te rijden dan de rest van het verkeer en in de gaten tussen het verkeer te blijven. Automobilisten zijn net kuddedieren en hebben de neiging zich dicht opeen te pakken. Het is makkelijker om een botsing voor je te voorkomen dan wat achter je zit te ontwijken.
Als het verkeer voor je plotseling afremt, blijf dan links of rechts van de auto voor je, zodat je een vluchtroute hebt mocht er iets fout gaan. Houd je spiegels in de gaten! Zo voorkom je ook dat er iets mis gaat als de auto achter je niet in staat is op tijd te stoppen. Ben je gestopt, koppeling in, motor in de versnelling en ogen in de spiegels.
Maak gebruik van de flexibiliteit van je motor om gebruik te maken van open ruimtes in het verkeer. Er is altijd wel een gaatje te vinden. Hierdoor kom je minder in contact met vierwielers, heb je ruimte om te manoeuvreren en ben je sneller uit dode hoeken.
Kijk uit voor gevaren, denk aan je schoudercheck. Zorg dat je altijd een vluchtroute in gedachten hebt mocht er iets misgaan.
Het is in Nederland niet verboden om met twee voertuigen op één rijstrook te rijden. Je kunt hier gebruik van maken om een ongeval te vermijden.
Ben je een voertuig aan het inhalen, dan zal deze de neiging hebben zich op jouw rijstrook te begeven (je gaat waar je kijkt geldt ook voor automobilisten!). Houd hier rekening mee.
Houd er rekening mee dat voertuigen op de rijbaan met langzaam rijdend verkeer zich naar de rijstrook zullen verplaatsen waar het verkeer sneller voortbeweegt.
Heb je je afslag gemist? Geen probleem. Rijd gewoon bij de volgende afslag de snelweg af om deze in tegengestelde richting weer op te rijden. Keer nooit op de snelweg, ook al heb je de afslag maar een paar meter gemist! Met een keermanoeuvre breng je niet alleen jezelf, maar ook andere weggebruikers in acuut levensgevaar.

Pech op de weg
Op autosnelwegen is het verboden om te stoppen op de vluchtstrook. De vluchtstrook is uitsluitend bedoeld om een uitwijkmogelijkheid te hebben bij panne of een ongeluk. Bijna altijd bevindt zich wel een vluchtstrook naast de autosnelweg. Zoek hier zo veilig mogelijk een heenkomen als je pech hebt. Bevindt zich een vangrail naast de vluchtstrook, zet je motor dan zo dicht mogelijk tegen de vangrail aan, zet hem anders in de berm. Kun je je motor zelf niet repareren, ga dan achter de vangrail staan. Op de hectometerpaaltjes staat een pijltje dat wijst naar de dichtstbijzijnde ANWB-praatpaal waar je contact op kunt nemen met de wegenwacht.

Waar mag een motorrijder niet rijden?

  • vluchtstrook: de strook uiterst rechts van de rijbaan, bedoeld voor hulpverlening
  • redresseerstrook: de asfaltstrook tussen de linker rijstrook en de linker vangrail; hier ligt veel vuil
  • doelgroepstrook: weggedeelten bedoeld voor bussen, vrachtverkeer of trams
  • verdrijvingsvlak: vlak met schuine strepen (bij overgang naar minder rijstroken)
  • puntstuk: witte wegmarkering (ook wel ‘taartpunt’ genoemd)

Algemene tips
Snel rijden (Autobahn!) betekent ook altijd sterke stress. De rijwind drukt tegen je nek en hoofd, kleding begint te flapperen en je loopt het gevaar te verkrampen doordat je constant ineengedoken zit. Daarbij komt dan nog versnelde uitdroging, die je niet moet onderschatten. Bij langere en snelle ritjes op de autosnelweg neem je dus vaker een pauze om je lichaam te ontspannen en wat te drinken.

De autosnelweg, de naam zegt het al, is bedoeld om lekker op te kunnen schieten. In de praktijk valt dit echter vaak tegen. Soms loont het om gewoon de moeite om een alternatieve route te kiezen. Met behulp van je GPS is dit tegenwoordig trouwens een fluitje van een cent...


Inhalen
Begeef je voordat je gaat inhalen in een positie waardoor je in ieder geval in de spiegels van je voorganger zichtbaar bent. Door opvallende kleding (reflectiehesjes) word je beter waargenomen. Even knipperen met de koplampen kan de aandacht van de bestuurder trekken. Een inhaalmanoeuvre is in de volgende vijf stappen in te delen:

  1. Aan de linkerkant van je rijstrook gaan rijden, op een veilige afstand, om goed zichtbaar te zijn en zelf goed te kunnen zien. Gebruik je spiegels en kijk over je schouder voor verkeer achter je. Knipperlicht aan.
  2. Beweeg je naar de linkerrijstrook en geef gas. Rijd in die positie dat je het in te halen voertuig niet hindert en die voldoende ruimte geeft om eventuele obstakels op je rijstrook te ontwijken.
  3. Rijd zo snel mogelijk door de dode hoek.
  4. Knipperlicht aan, spiegels kijken en schoudercheck voor je terugkeert naar je eigen rijstrook.

Een inhaalmanoeuvre dient zo kort mogelijk te duren.
Normaal gesproken mag je niet rechts inhalen op een snelweg. Hierop zijn echter twee uitzonderingen: als je rechts van een blokmarkering rijdt en als je in een file rijdt. Langs een file rijden blijft echter een manoeuvre die alleen veilig is bij beperkte snelheid. In 1991 is een gedragscode opgesteld voor motorrijders voor het langzaam tussen een file door rijden. De basis van deze gedragscode zijn twee belangrijke punten:

  1. je bent als motorrijder slecht zichtbaar voor automobilisten
  2. automobilisten schatten de snelheid van de motor vaak slecht in


Steeds vaker constateert de politie echter dat motorrijders met veel te hoge snelheid tussen de langzaam rijdende of stilstaande auto's door rijden of gebruik maken van bijvoorbeeld de redresseerstrook. Dit is niet alleen hinderlijk voor het overige verkeer, maar bovenal levensgevaarlijk! Bovendien staan hier hoge boetes op en ben je vaak niet verzekerd, mocht het tot een ongeval leiden.
De regels zijn schijnbaar nog niet goed tot iedereen doorgedrongen. Doordat wij als motorrijders tussen de file door rijden, zorgen we dat de file niet onnodig lang wordt en we brengen onszelf niet in gevaar door achter de file te blijven hangen. Echter, door ons niet aan de gedragscode te houden zorgen we voor onnodige irritatie bij automobilisten en brengen we in de meeste gevallen onszelf in gevaar. Daarom de gedragscode voor motorrijders nog even op een rijtje gezet:

Gepaste snelheid
Motorrijders mogen het fileverkeer passeren als de overige voertuigen niet harder dan veertig kilometer per uur rijden. Rijd rustig tussen de file door. Dat wil zeggen dat het snelheidsverschil tussen jou en de auto die je passeert niet meer mag zijn dan tien kilometer per uur. Houd deze vuistregel aan bij iedere auto die je passeert. Hoge snelheidsverschillen zijn de belangrijkste bron van irritatie bij automobilisten en zorgen vaak voor gevaarlijke schrikreacties en ongevallen.

Wees alert
Houd er rekening mee dat automobilisten soms plotseling van rijstrook wisselen. En bij mooi weer openen automobilisten vaak hun portier zonder op te letten wat er achter hen gebeurt.

Meerdere motorrijders
Als je met meerdere vrienden een motortocht houdt en jullie stuiten op een file, rij dan rustig achter elkaar aan. Houd onderling minstens een afstand van twee auto's aan en kies voor dezelfde doorgang.

Naderen file
Bij het naderen van een file houd je via je spiegels rekening met achteropkomend verkeer dat niet tijdig snelheid vermindert. Verminder zelf geleidelijk aan de snelheid en waarschuw achteropkomend verkeer met alarmlichten (of remlicht). Om verwarring bij automobilisten te voorkomen gebruik je geen richtingaanwijzers of alarmlichten als je tussen de file doorrijdt. Bij snelwegen met meer dan twee rijstroken kies je positie tussen de twee meest linkse rijstroken.

Stoppen in de file
Als je als laatste in de file staat, gebruik dan alarmlichten of remlicht om duidelijk aan te geven dat je met jouw motor achter de file staat. Soms merken automobilisten wel de file op, maar niet de motor achter de file. Houd voldoende afstand van je voorganger en probeer, als het kan, in te voegen tussen de wachtende auto's. Daar is het namelijk veiliger.
Deze regel is onderdeel van de gedragscode, wij adviseren echter om nooit en te nimmer achter een file te gaan staan!

Einde file
Zodra het verkeer weer op gang komt, voeg dan in op de rijstrook tussen de auto's. Gebruik hierbij tijdig - dus voor het invoegen - de richtingaanwijzer.

Waar mag een motorrijder niet rijden?
Het passeren van de file is in principe toegestaan. Bij het inhalen zijn er echter enkele stroken waar je niet mag rijden.
Vluchtstrook - deze strook ligt uiterst rechts van de rijbaan en is bedoeld voor hulpverlening.
Redresseerstrook - de asfaltstrook tussen de linker rijstrook en de linker vangrail. Hier ligt veel vuil.
Doelgroepstrook - dit zijn de weggedeelten bedoeld voor bussen, vrachtverkeer of trams.
Verdrijvingsvlak - dit is het vlak met schuine strepen (bij overgang naar minder rijstroken).
Puntstuk - dit is de witte wegmarkering (ook wel 'taartpunt' genoemd).

Let op: de code is een dringend advies en geen wettelijke regeling. Houdt een partij zich niet aan de gedragscode, dan betekent dit niet dat deze partij automatisch aansprakelijk is bij een ongeval. Filerijden wordt natuurlijk wél veiliger door je aan de code te houden.